“Ik zie ze naar onze directeur stappen, de trut. Mijn maag keert al om. Haar verleidingslach om haar mond. Ze schudt nog eens met haar veel te mooi haar. Borst vooruit. Ze staat hem rond haar vinger te draaien en uit te leggen hoe goed ze wel is. Ik hóór niet wat ze zeggen maar ik wéét dat ze mijn job aan het inpalmen is…. ”
De walging stond in zijn ogen toen Martijn me dit vertelde over zijn nieuwe collega. Hij is de zoon van een vriendin, sinds een paar jaar als junior aan de slag is in zijn bedrijf. Ik ken hem als een zeer getalenteerde, zachtaardige en empathische jongeman…
Hebben wij niet allemaal onze trut of klootzak?
Mouwvegers en aandachtshoeren rondom ons die ons mateloos irriteren? Waarvan we denken dat ze ons in de weg staan. Meestal spreken we die lelijke woorden niet luidop uit maar denkt een duiveltje in ons hoofd ze wel. Of niet?
Ik schrok van zijn heftigheid. En hoe hem dit verlamde. Alsof alles bij haar ligt en niets bij hem. En ja, soms lígt het ook wel aan de ander of aan een verziekte omgeving. Maar vaak zijn dit soort heftige reacties cadeautjes op je levenspad.
In dit verhaal wordt Martijn uitgedaagd om zich OOK te tónen. En laat dat nu zijn werkpunt zijn. Die lelijke woorden dienen alleen maar om zichzelf te vertellen dat wat de ander doet niet OK is. Handig. Dan moet hij dat zelf ook niet doen. Dit soort taal zet hem aan om nóg harder in zijn hoekje in de schaduw verder te werken waar niemand ziet hoe goed hij wel is.
Ik probeerde het hem uit te leggen maar hij is nog niet klaar om dit als uitnodiging te zien om naar zichzelf te kijken.
Om zich af te vragen:
- waarom raakt die persoon of dat gedrag mij?
- Hoe kan ik dit omkeren en de negatieve energie in mij omzetten
- tot iets constructiefs dat MIJ en het algemeen belang vooruit helpt.
- Geen focus op haar maar op mezelf en waarin ik geloof.
- Mij wel tonen, op een manier die bij mij past.
- Niet als mouwveger met veel te mooi haar 😉 maar als Martijn.